Vogel
Evi loopt lekker langzaam naar school.
Hé, wat ziet ze daar op een tak?
Is het een musje? Nee, het is een roodborstje.
O, wat ben je mooi!
Ja hè, mijn rode veren vind ik zelf ook heel mooi.
Ik heb rode haren, die vind ik bij mezelf ook mooi.
En jij kunt vliegen. Is het fijn om te vliegen, roodborstje?
Nou en of, dat is het fijnste dat er bestaat.
Ik zou ook wel willen vliegen. Kun jij me leren hoe ik moet vliegen?
Nee, mensen kunnen nooit vliegen, alleen in een vliegtuig.
Maar als ik zelf vleugels zou maken, kan ik dan wel vliegen?
Nee, dan kan het nóg niet, je bent veel te zwaar.
Een vliegtuig is wel een miljoen keer zwaarder dan ik!
Ja, dat is waar. Maar een vliegtuig heeft een motor.
O ja, die heb ik niet.
Jammer hè. Maar weet je wát…
Ik ga vliegen en dan zal ik je morgen vertellen wat ik allemaal heb gezien, oké?
Oh jaaaa!
Nou, tot morgen dan. Dag!
Hai roodborstje, daar ben je weer. Vertel eens, wat heb je allemaal gezien?
Ik zag de daken van de huizen, eikenbomen, dennenbomen, populieren,
berken en beuken.
Er waren weilanden vol gele boterbloemen en paardenbloemen.
Ik zag ook koeien en schapen.
Ze leken heel klein toen ik hoog vloog en ze werden steeds groter toen ik
lager ging vliegen. Ik heb zelfs even uitgerust op de rug van een koe.
Met haar staart zwiepte ze me weg.
Ik heb ook over een lange rivier gevlogen en zag een heleboel bootjes.
Toen het avond werd, ben ik in een dennenboom gaan slapen.
Vanmorgen was de zon al heel vroeg op.
Met haar stralen kriebelde ze me wakker en toen ben ik eten gaan zoeken.
Wat heb je gegeten, roodborstje?
Rode besjes en een worm.
Ieks, eet jij wormen?
Eet jij geen wormen dan?
Nee, ik eet helemaal niks van dieren. Ik vind alle dieren lief.
De meeste mensen eten kippen, varkens of koeien. Maar dat vind ik zo zielig.
Dat doe ik ècht niet hoor!
Wat eet jij dan?
Ik eet brood en groenten en fruit. En mijn mama koopt veel soja-dingen.
Ze noemt het nep-vlees.
Vogels kunnen niets in de winkel kopen. De natuur is onze winkel.
Wij moeten zèlf zorgen dat we alle belangrijke stoffen binnenkrijgen.
Wormen en insecten bevatten veel eiwitten.
Zonder die eiwitten worden vogels slap en ziek en dan kunnen we niet meer vliegen.
O, zit dat zó. Nu snap ik wel waarom jullie wormen en zo eten.
Hé, weet je wát… Ik denk dat ik een manier weet om je te laten vliegen!
O ja, hoe dan?
In je hoofd!
Hoezo… In mijn hóófd?
Fantaseer maar wat je zou kunnen zien als je vliegt. Bijvoorbeeld bergen, zeeën, bossen, weilanden, dorpen, mensen, dieren, de zon, de wolken.
Verzin maar in je hoofd. Doe maar alsof je door mijn ogen kijkt als je vliegt.
O ja, dat lijkt me leuk. Ik zal eens goed gaan oefenen. Tot morgen.
Tot morgen, Evi.