De familie is bij elkaar.
Bijna iedereen is verdrietig en een beetje stil.
De kist staat nog open. Papa ligt daar maar.
Zijn gezicht is wit. Voor de laatste keer geef ik hem een zoen op zijn hoofd.
Het voelt koud en raar.
Ik leg een briefje in zijn kist.
Daar heb ik op geschreven dat ik heel veel van hem houd en dat ik hem zal missen.
Ik huil heel hard.
Mano zit om mijn hand en hij droogt mijn tranen van mijn wangen met zijn
zachte pootjes.
Dan moet het deksel op de kist.
Met houten bolletjes schroeven mama en ik het deksel vast.
Bovenop het deksel leggen we een
bloemenkrans van gele rozen.
Die vond papa zo mooi.
De broers van papa dragen de kist naar buiten en zetten hem
in een lange zwarte auto.
Die brengt papa naar de kerk. Wij gaan ook naar de kerk.
Een lange rij auto’s rijden achter elkaar.
Dan zetten ze papa’s kist voor in de kerk, zodat iedereen hem kan zien.
Een priester bidt en de familie vertelt mooie verhalen over papa.
Er is mooie muziek, die papa mooi vond.
Dan brengt de lange zwarte auto papa’s kist naar het kerkhof.
We staan in een grote kring en houden elkaars handen vast.
We zingen een lied en daarna laat iedereen een witte ballon los.
Ze dansen door de lucht, o wat mooi.
Om de kist zitten nu touwen, waarmee de kist langzaam in een kuil zakt.
Mama en ik houden elkaar heel strak vast.
Met Mano om mijn hand, droog ik mama’s tranen af. Ze glimlacht.
“Dag papa, dankjewel dat je zo’n lieve papa voor mij was”,
denk ik als we weggaan.
Dan gaan we naar een restaurant, waar we broodjes eten.
De mensen die papa kennen, troosten mama en mij.
Dat is fijn. Als iedereen weg is, gaan we naar huis.
Mano gaat mee naar huis.
’s Nachts mag ik bij mama in het grote bed slapen.
Vorige week lag papa daar nog.
Ik moet weer huilen.
Mano troost mij en ook mama.